De Huglin index en de indeling volgens Victor Pulliat
Bij de keuze van de druivenvariëteit is het klimaat natuurlijk een dominante factor. Het moet 'warm' genoeg zijn en de 'groeiperiode' moet voldoende lang zijn. Het kan immers wel warm genoeg zijn, maar wanneer een variëteit een soms weken langere groei- en rijpingsperiode heeft dan een andere druif is dit even belangrijk. We willen omwille van het risico op voorjaarsvorst geen te vroeg uitlopende variëteiten. Maar wanneer ze later uitlopen mogen ze geen te lange cyclus hebben, anders krijgen we ze niet (goed) rijp.
Pierre Huglin
Frans ampelograaf gespecialiseerd in de genetica en fysiologie van de druif, ontwikkelde een methode om een regio te beoordelen op haar geschiktheid voor de teelt van bepaalde druivenrassen. De Huglin-index maakt het ook mogelijk om veranderingen in de thermische omstandigheden in de tijd te laten zien. Met behulp van de Huglin-index is het ook mogelijk relatieve verschillen tussen afzonderlijke locaties. Zoals blijkt uit het voorbeeld van de Huglin-index 2010, kunnen de thermische omstandigheden van verschillende wijngaarden in Franken sterk verschillen naargelang van de hoogte, de helling en de oriëntatie van de helling of in de jaren. Op de vroeger wat te koele plaatsen zou wijnbouw onder gunstige omstandigheden mogelijk kunnen worden. Omgekeerd zouden thermisch bevoorrechte plaatsen ongeschikt kunnen worden voor rassen zoals Müller-Thurgau. Beschikbare klimaatgegevens van de meetstations maken een relatieve plaatsvergelijking mogelijk. De Huglin-index geeft aan hoeveel warmte de druivelaar in het groeiseizoen nodig heeft. Men kan dus aan de hand van de Huglin-index bepalen of een regio/perceel voor een bepaalde variëteit warm genoeg is. |
Victor Pulliat
De Franse ampelograaf Victor Pulliat (1827-1896) werd geboren op het "Domaine de Tempéré" in Chiroubles (Beaujolais). Geïnspireerd door een boek geschreven door Alexandre Pierre Odart (1778-1866), begon hij verschillende druivensoorten uit de hele wereld te verzamelen, en in de loop der jaren is een voorraad van meer dan duizend soorten ontstaan. Hij onderzocht de verschillen in de tijdstippen van rijping en ontdekte dat de verschillen gelijk blijven ongeacht het klimaat. Als druif A in zuid Frankrijk drie weken later rijp is dan druif B, dan zal ze dat in noord Frankrijk ook zijn. Natuurlijk zullen zowel A las B later rijp zijn, maar het verschil blijft gelijk. Hij heeft een indeling gemaakt naar moment van rijping. Hij nam de zeer vroeg rijpende Chasselas (Duits: Gutedel) als referentie-druivenras en vergeleek andere druivenrassen met dit ras. Het mostgewicht werd ingevoerd als maatstaf. De verzamelingen druivenrassen, zoals die aan belangrijke wetenschappelijke instituten werden aangelegd, dienden als basis. Als classificatie koos hij een schaal bestaande uit 5 categorieën: ■ de vroegrijpe rassen (Frans: cépages précoces) rijpen vóór de chasselas ■ de rassen van de eerste rijpingsperiode (Frans: cépages de première époque) rijpen bijna gelijktijdig met de chasselas, maar ten laatste 10-12 dagen erna. Daartoe behoren druivenrassen als Chardonnay, Pinot Gris, Pinot Noir en Gamay. ■ de variëteiten van de tweede rijpingsperiode (Frans: cépages de deuxième époque) rijpen ten minste ongeveer 2 weken, maar niet later dan 20-22 dagen na. Daartoe behoren druivensoorten als Chenin, Sauvignon, Sémillon, Riesling, Syrah, Cabernet Franc en Merlot. ■ de variëteiten van de derde rijpingsperiode (Frans: cépages de troisième époque) rijpen ten minste ongeveer 3 weken, uiterlijk echter 30-35 dagen daarna. Hiertoe behoren druivensoorten als Grenache en Cabernet Sauvignon. ■ de variëteiten van de vierde rijpingsperiode (Frans: cépages de quatrième époque) rijpen ten minste ca. 4 weken na Chasselas. |