En wat gebeurde er bij ons in die jaren
Onze wijnbouw start ongeveer tegelijk met die in Oregon. Inmiddels hebben we meerdere succesvolle wijndomeinen, winnen we internationale prijzen en krijgen onze wijnen internationale erkenning.
In 1964 plant Jean Bellefroid de eerste wijndruiven in zijn tuin in Kerniel bij Borgloon
Hij helpt in 1967 in Nederland bij Maastricht de wijnhandelaar Frits Bosch met de aanleg van zijn ‘Wijngaard Slavante’. Hugo Hulst, een fruitteler in de buurt die behulpzaam is volgt met de aanleg van wijngaarden bij de Apostelhoeve, het eerste commerciële wijndomein van Nederland. In België volgen wijnbouwers in het Hageland en het West Vlaamse Heuvelland, maar er zijn maar weinigen die in commerciële wijnbouw geloven. Het is 1994 wanneer bij Wijnkasteel Genoels-Elderen een start wordt genomen met de aanplant voor het eerste echte commerciële wijndomein in België. Dank zij hobbywijnbouwers volgen er wettelijke beschermde herkomstbenamingen voor Hageland, Haspengouw, Côtes de Sambre et Meuse en Maasvallei Limburg. De laatste is de eerste grensoverschrijdende erkende wijnbouwstreek in Europa, met in Nederland de eerste BOB, Beschermde oorsprongsbenaming. Hoewel de wijnbouw de laatste jaren een sterke groei kent valt deze echter volledig in het niet bij de ontwikkelingen in bijvoorbeeld Engeland en Oregon.
Druivenkeuze
Terwijl in Engeland en Oregon opvallende overeenstemming is over de aan te planten variëteiten, enkel klassiek druiven die de hoogst mogelijke kwaliteit opleveren, blijft men in België en Nederland nog vaak voor minderwaardige hybriden, PiWi’s c.q. ‘interspecifieke rassen’, kiezen. De wijnbouwers lijken te zijn verdeeld in twee kampen die allemaal proberen bij de overheid ‘hun’ druiven in een BOB toegelaten te krijgen, ook wanneer deze een minderwaardige wijnkwaliteit opleveren. Europa erkende in 2019 BOB’s met hybriden goed. Zij negeert daarmee haar eigen wetgeving en maakt de weg vrij voor meer hybriden in BOB’s. Hierdoor wordt de ‘waarde’ van de herkomstbenaming ondermijnd en is het moeilijker om een eigen ‘wijnstijl’ te ontwikkelen. Soms veel te hoge rendementen en veel te veel druivenvariëteiten, waaronder ook nog eens minderwaardige, maken dat de kwaliteitsverschillen tussen de wijnen veel te groot zijn.
Grote keuze is niet altijd een voordeel
Vrijheid op het vlak van de keuze van variëteiten is in principe toe te juichen, maar er schuilt wel een risico in. De reputatie van een wijngebied kan sterke schade oplopen door het erkennen van mindere wijnen in een BOB, en te veel verschillende stijlen maken het voor de consument steeds minder duidelijk welke type wijnen er typisch zijn voor een bepaald gebied.
Door dit alles zijn er wijndomeinen die een veel betere reputatie genieten dan de herkomstbenamingen die zij dragen. Dit bemoeilijkt het tot de markt toetreden van nieuwe wijnbouwers. Zij kunnen niet gelanceerd worden met een ‘kwaliteitsgarantie’ die een BOB zou moeten bieden.
Garantie op succes
Er is nooit een garantie op succes, maar met minderwaardige druiven heeft men wel een garantie op falen. “Wijn maken bij ons is te duur om goedkope wijn te maken.” Onze grondprijzen en loonkosten zijn gewoon te hoog om in de onderkant van de markt mee te spelen. En dan is er nog ‘economies of scale’. De investeringen om goede wijn te maken zijn aanzienlijk, en een groot deel hiervan zijn relatief vast. Dat maakt dat men een voldoende groot volume moet produceren om de investeringen over te kunnen omslaan. Heel klein beginnen en stap voor stap groeien is geen optie. Dit verklaart het voordeel van de Amerikaanse grootschalige aanpak en waarom er in Engeland al vier domeinen zijn met elk meer dan honderd hectaren.
Van fruit naar wijn
Onze fruitteeltsector heeft het moeilijk. Er is een sterke toename van de concurrentie uit Polen en voor het wegvallen van de export van peren naar Rusland is er geen alternatieve afzet gevonden. Maar de problemen zijn geen exclusieve Belgische aangelegenheid. In Oregon werd in het voorjaar van 1993 een fruitteeltenquête gehouden door de dienst voor landbouwstatistieken van Oregon. Deze toonde aan dat er meer dan 7,5 miljoen fruitbomen in commerciële bedrijven in Oregon stonden., dat was 29 procent meer dan wat er in 1986 stond, met een dramatische toename van het aantal peren en appels als gevolg. Klimaatverandering en marktverschuivingen zijn van alle tijden, maar de fruitteeltsector deelt wel erg hard in de klappen. In Oregon is de opkomende wijnbouw, met nu meer dan nu ruim 30.000 arbeidsplaatsen, een goed alternatief gebleken. Noodhulp en steunmaatregelen bij ons zijn misschien wel juist contraproductief. Misschien zou men het geld beter inzetten op de ontwikkeling van een teelt met toekomst dan het geld te verspillen aan een nutteloze poging om wat voorbij is te behouden. We hebben het geschikte klimaat en geschikte grond, zelfs de expertise hebben we inmiddels in huis. Succesvolle Limburgse Wijndomeinen als Apostelhoeve, Aldeneyck en Gloire de Duras zijn allemaal gestart door fruittelers. Misschien moeten we na de reconversie van de mijnbouw en de auto-industrie wel serieus werk maken van een reconversie van de fruitsector.
Druiventelers en wijnmaker
Wanneer we naar de Europese wijnbouw kijken zien we veel kleine wijnbouwers die deel uit maken van een coöperatie of die hun druiven verkopen aan wijnmakerijen. Meer dan 40% van de Europese wijn wordt coöperatief gemaakt. Misschien is dit wel een interessante optie voor een succesvolle reconversie van de fruitteelt. Wijnbouwers, die over kennis van gewasbescherming beschikken en het machinepark toch al grotendeels in huis hebben, kunnen relatief eenvoudig een klein deel van hun aanplant door wijndruiven vervangen. Zij zullen er wel voor moeten waken dat zij niet langer in kilogrammen denken maar in kwaliteit. Een juiste keuze van druiven en een beheer dat op kwaliteit gericht is moet primeren. Er zijn al wijnmakers die druiven zoeken om wijn te maken. Soms als aanvulling op hun eigen productie, maar soms hebben ze zelfs geen eigen wijngaarden. In het laatste geval wordt in het buitenland meestal op contractbasis gewerkt, hetgeen zowel voor de wijnboer als de wijnmaker interessant is.
Motor voor de regio
Alle bekende wijnstreken zijn welvarend, tenminste wanneer ze kwaliteit produceren. Niet enkel de wijnbouwsector zelf is belangrijk, ook de toeristische industrie plukt mee de vruchten. In Oregon is het wijn gerelateerd toerisme tussen 2013 tot 2016 gestegen van $ 295.000.000 tot $ 787.000.000, een stijging met 167%. In 1965 was dat quasi nul. Wijntoerisme is altijd ‘kort verblijf toerisme’. Wijn proeven en terug naar huis rijden is geen goed idee. Horecabestedingen en overnachtingen profiteren bij deze vorm van toerisme het sterkst. Hierbij heeft de gastronomie met wijn uit eigen streek weer een extra troef. Arrangementen met een aangepast menu en een bezoek aan een wijndomein maken het voor de toerist aantrekkelijk. En het hele jaar rond, terwijl bloesemtoerisme zich tot slechts enkele weekends beperkt. Kleine en middelgrote wijndomeinen zijn toeristisch heel interessant. De bezoeker komt er vaak met de wijnbouwer zelf in contact en leert in zijn eigen taal gemakkelijk veel over wijn bij. Hij kan er zien, horen en proeven wat wijnbouw betekent. Tot slot neemt hij enkele flessen mee naar huis, hetgeen voor de wijnbouwer natuurlijk veel interessanter is dan wanneer hij de wijn via de tussenhandel moet verkopen.
Kwaliteit telt
Dat kwaliteit rendeert is in de wijnbouw wereldwijd een feit. Dat geldt uiteraard voor gerenommeerde wijnregio’s als Champagne en Bourgogne, maar ook voor de sterk heroplevende Oostenrijkse wijnbouw. Dat zelfs een relatief jonge regio door voor kwaliteit te kiezen succes kan boeken bewijst ook Oregon weer. "Ze kiezen niet voor de gemakkelijkste, snelste of goedkoopst weg. Alles wordt met de hand gemaakt, vooral bij de kleine tot middelgrote producenten, die het grootste deel van de wijnmakerijen van Oregon uitmaken. Bezoekers die naar proeflokalen gaan, worden vaak getrakteerd op een gesprek met de wijnmakers die het land zelf bewerken. Voortdurend succes in dit segment van de directe verkoop is van vitaal belang voor Oregon, aangezien de consument gemiddeld 39 dollar per fles betaalt. Zowel direct-aan-consument (BtoC) als Nielsen-cijfers bevestigen dat Oregon-wijnen goed verkopen, ook al zijn ze gemiddeld iets hoger geprijsd dan wijnen uit andere regio's van de VS".
Voorbeeld Champagne
De Champagne is de meest rendabele wijnregio van heel Frankrijk, en dat met grondprijzen van meer den een miljoen euro per hectare. De prijs van druiven bedraagt meer dan € 5,50 per kg. Wanneer we dan betrachten dat dat een Belgische schuimwijn aan dezelfde prijs verkocht kan worden als een doorsnee Champagne is het potentieel van onze wijnbouw al snel duidelijk.
En Duitsland?
Duitsland kent een heel andere wijnbouw met relatief lage prijzen. Bulkwijn wordt er aan € 0,80 per liter verkocht, en daar kunnen mensen van leven. Akkoord wij hebben lagere rendementen etc. Maar zelfs wanneer we drie keer de prijs van Duitse bulkwijn als kostprijs nemen komen we aan een kostprijs van nog geen drie euro. Akkoord, laten we zeggen drie euro per fles. Met fles, etiket, accijnzen en allerlei overige kosten komen we nooit hoger dan vijf euro per fles. Een fles brengt ruim tien euro op, dat geeft een winst van vijf euro per fles. Met een productie van 5.000 flessen per hectare geeft dit € 25.000,- per hectare. En wat brengen appelen of peren op? Is wijnbouw dan interessant?
Druivenkeuze
Terwijl in Engeland en Oregon opvallende overeenstemming is over de aan te planten variëteiten, enkel klassiek druiven die de hoogst mogelijke kwaliteit opleveren, blijft men in België en Nederland nog vaak voor minderwaardige hybriden, PiWi’s c.q. ‘interspecifieke rassen’, kiezen. De wijnbouwers lijken te zijn verdeeld in twee kampen die allemaal proberen bij de overheid ‘hun’ druiven in een BOB toegelaten te krijgen, ook wanneer deze een minderwaardige wijnkwaliteit opleveren. Europa erkende in 2019 BOB’s met hybriden goed. Zij negeert daarmee haar eigen wetgeving en maakt de weg vrij voor meer hybriden in BOB’s. Hierdoor wordt de ‘waarde’ van de herkomstbenaming ondermijnd en is het moeilijker om een eigen ‘wijnstijl’ te ontwikkelen. Soms veel te hoge rendementen en veel te veel druivenvariëteiten, waaronder ook nog eens minderwaardige, maken dat de kwaliteitsverschillen tussen de wijnen veel te groot zijn.
Grote keuze is niet altijd een voordeel
Vrijheid op het vlak van de keuze van variëteiten is in principe toe te juichen, maar er schuilt wel een risico in. De reputatie van een wijngebied kan sterke schade oplopen door het erkennen van mindere wijnen in een BOB, en te veel verschillende stijlen maken het voor de consument steeds minder duidelijk welke type wijnen er typisch zijn voor een bepaald gebied.
Door dit alles zijn er wijndomeinen die een veel betere reputatie genieten dan de herkomstbenamingen die zij dragen. Dit bemoeilijkt het tot de markt toetreden van nieuwe wijnbouwers. Zij kunnen niet gelanceerd worden met een ‘kwaliteitsgarantie’ die een BOB zou moeten bieden.
Garantie op succes
Er is nooit een garantie op succes, maar met minderwaardige druiven heeft men wel een garantie op falen. “Wijn maken bij ons is te duur om goedkope wijn te maken.” Onze grondprijzen en loonkosten zijn gewoon te hoog om in de onderkant van de markt mee te spelen. En dan is er nog ‘economies of scale’. De investeringen om goede wijn te maken zijn aanzienlijk, en een groot deel hiervan zijn relatief vast. Dat maakt dat men een voldoende groot volume moet produceren om de investeringen over te kunnen omslaan. Heel klein beginnen en stap voor stap groeien is geen optie. Dit verklaart het voordeel van de Amerikaanse grootschalige aanpak en waarom er in Engeland al vier domeinen zijn met elk meer dan honderd hectaren.
Van fruit naar wijn
Onze fruitteeltsector heeft het moeilijk. Er is een sterke toename van de concurrentie uit Polen en voor het wegvallen van de export van peren naar Rusland is er geen alternatieve afzet gevonden. Maar de problemen zijn geen exclusieve Belgische aangelegenheid. In Oregon werd in het voorjaar van 1993 een fruitteeltenquête gehouden door de dienst voor landbouwstatistieken van Oregon. Deze toonde aan dat er meer dan 7,5 miljoen fruitbomen in commerciële bedrijven in Oregon stonden., dat was 29 procent meer dan wat er in 1986 stond, met een dramatische toename van het aantal peren en appels als gevolg. Klimaatverandering en marktverschuivingen zijn van alle tijden, maar de fruitteeltsector deelt wel erg hard in de klappen. In Oregon is de opkomende wijnbouw, met nu meer dan nu ruim 30.000 arbeidsplaatsen, een goed alternatief gebleken. Noodhulp en steunmaatregelen bij ons zijn misschien wel juist contraproductief. Misschien zou men het geld beter inzetten op de ontwikkeling van een teelt met toekomst dan het geld te verspillen aan een nutteloze poging om wat voorbij is te behouden. We hebben het geschikte klimaat en geschikte grond, zelfs de expertise hebben we inmiddels in huis. Succesvolle Limburgse Wijndomeinen als Apostelhoeve, Aldeneyck en Gloire de Duras zijn allemaal gestart door fruittelers. Misschien moeten we na de reconversie van de mijnbouw en de auto-industrie wel serieus werk maken van een reconversie van de fruitsector.
Druiventelers en wijnmaker
Wanneer we naar de Europese wijnbouw kijken zien we veel kleine wijnbouwers die deel uit maken van een coöperatie of die hun druiven verkopen aan wijnmakerijen. Meer dan 40% van de Europese wijn wordt coöperatief gemaakt. Misschien is dit wel een interessante optie voor een succesvolle reconversie van de fruitteelt. Wijnbouwers, die over kennis van gewasbescherming beschikken en het machinepark toch al grotendeels in huis hebben, kunnen relatief eenvoudig een klein deel van hun aanplant door wijndruiven vervangen. Zij zullen er wel voor moeten waken dat zij niet langer in kilogrammen denken maar in kwaliteit. Een juiste keuze van druiven en een beheer dat op kwaliteit gericht is moet primeren. Er zijn al wijnmakers die druiven zoeken om wijn te maken. Soms als aanvulling op hun eigen productie, maar soms hebben ze zelfs geen eigen wijngaarden. In het laatste geval wordt in het buitenland meestal op contractbasis gewerkt, hetgeen zowel voor de wijnboer als de wijnmaker interessant is.
Motor voor de regio
Alle bekende wijnstreken zijn welvarend, tenminste wanneer ze kwaliteit produceren. Niet enkel de wijnbouwsector zelf is belangrijk, ook de toeristische industrie plukt mee de vruchten. In Oregon is het wijn gerelateerd toerisme tussen 2013 tot 2016 gestegen van $ 295.000.000 tot $ 787.000.000, een stijging met 167%. In 1965 was dat quasi nul. Wijntoerisme is altijd ‘kort verblijf toerisme’. Wijn proeven en terug naar huis rijden is geen goed idee. Horecabestedingen en overnachtingen profiteren bij deze vorm van toerisme het sterkst. Hierbij heeft de gastronomie met wijn uit eigen streek weer een extra troef. Arrangementen met een aangepast menu en een bezoek aan een wijndomein maken het voor de toerist aantrekkelijk. En het hele jaar rond, terwijl bloesemtoerisme zich tot slechts enkele weekends beperkt. Kleine en middelgrote wijndomeinen zijn toeristisch heel interessant. De bezoeker komt er vaak met de wijnbouwer zelf in contact en leert in zijn eigen taal gemakkelijk veel over wijn bij. Hij kan er zien, horen en proeven wat wijnbouw betekent. Tot slot neemt hij enkele flessen mee naar huis, hetgeen voor de wijnbouwer natuurlijk veel interessanter is dan wanneer hij de wijn via de tussenhandel moet verkopen.
Kwaliteit telt
Dat kwaliteit rendeert is in de wijnbouw wereldwijd een feit. Dat geldt uiteraard voor gerenommeerde wijnregio’s als Champagne en Bourgogne, maar ook voor de sterk heroplevende Oostenrijkse wijnbouw. Dat zelfs een relatief jonge regio door voor kwaliteit te kiezen succes kan boeken bewijst ook Oregon weer. "Ze kiezen niet voor de gemakkelijkste, snelste of goedkoopst weg. Alles wordt met de hand gemaakt, vooral bij de kleine tot middelgrote producenten, die het grootste deel van de wijnmakerijen van Oregon uitmaken. Bezoekers die naar proeflokalen gaan, worden vaak getrakteerd op een gesprek met de wijnmakers die het land zelf bewerken. Voortdurend succes in dit segment van de directe verkoop is van vitaal belang voor Oregon, aangezien de consument gemiddeld 39 dollar per fles betaalt. Zowel direct-aan-consument (BtoC) als Nielsen-cijfers bevestigen dat Oregon-wijnen goed verkopen, ook al zijn ze gemiddeld iets hoger geprijsd dan wijnen uit andere regio's van de VS".
Voorbeeld Champagne
De Champagne is de meest rendabele wijnregio van heel Frankrijk, en dat met grondprijzen van meer den een miljoen euro per hectare. De prijs van druiven bedraagt meer dan € 5,50 per kg. Wanneer we dan betrachten dat dat een Belgische schuimwijn aan dezelfde prijs verkocht kan worden als een doorsnee Champagne is het potentieel van onze wijnbouw al snel duidelijk.
En Duitsland?
Duitsland kent een heel andere wijnbouw met relatief lage prijzen. Bulkwijn wordt er aan € 0,80 per liter verkocht, en daar kunnen mensen van leven. Akkoord wij hebben lagere rendementen etc. Maar zelfs wanneer we drie keer de prijs van Duitse bulkwijn als kostprijs nemen komen we aan een kostprijs van nog geen drie euro. Akkoord, laten we zeggen drie euro per fles. Met fles, etiket, accijnzen en allerlei overige kosten komen we nooit hoger dan vijf euro per fles. Een fles brengt ruim tien euro op, dat geeft een winst van vijf euro per fles. Met een productie van 5.000 flessen per hectare geeft dit € 25.000,- per hectare. En wat brengen appelen of peren op? Is wijnbouw dan interessant?